De verkiezingen met gezondheid als kompas
Gepubliceerd op: – Sylvia Zijlstra

Op 29 oktober gaat Nederland opnieuw naar de stembus. En opnieuw domineert de zorg het verkiezingsdebat. Afschaffen van het eigen risico, marktwerking, wachtlijsten en salarissen zijn ondertussen bekende campagnetopics.
Maar terwijl politici elkaar tijdens het Grote Zorgdebat verwijten maakten over “meer of minder bezuinigen”, gebeurt in de samenleving iets fundamentelers: een gezondheidsbeweging die niet wacht op Den Haag.
Van buurtgroepen van bewoners die elkaar ondersteunen met kleine hulp en zorg wanneer dat nodig islokale voorzorgcirkels en dorpsondersteuners tot werkgevers die werkgeluk centraal stellen, in Nederland groeit het besef dat gezondheid méér is dan de afwezigheid van ziekte. Zoals arts en onderzoeker Machteld Huber het verwoordde: “Gezondheid is het vermogen je aan te passen en eigen regie te voeren, in het licht van de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven.”
Steeds meer handelen we als samenleving vanuit dit bredere gezondheidsbegrip en investeren we in gezond leven, mentale weerbaarheid en sociale verbinding. De samenleving beweegt, maar het systeem beweegt nog niet mee.
Van ziektezorg naar gezondheidsbeleid
Wie de campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen 2025 een beetje volgt, ziet een opvallend patroon: vrijwel alle partijen erkennen dat ons zorgstelsel piept en kraakt. De kosten rijzen de pan uit, personeel is schaars, en de toegankelijkheid komt in gevaar. Toch blijven harde keuzes uit. Preventie is het toverwoord, behalve bij de PVV, maar niemand zegt hoe. Wie betaalt, wie regisseert en wie meet het effect? Daarover blijft het politiek stil. Zo blijft preventie vooral een belofte op papier.
De zes grootste partijen in de peilingen tot 22 oktober: PVV, GroenLinks-PvdA, VVD, D66, CDA en JA21 delen de zorg om een vastlopend stelsel, maar verschillen sterk in hun visie op hoe gezondheid verder moet reiken dan de muren van het ziekenhuis.
- Het CDA gelooft in gemeenschapskracht en wil gezonde keuzes makkelijker maken, maar blijft voorzichtig in het verschuiven van middelen van zorg naar gezondheid.
- D66 droomt van ‘de gezondste generatie ooit’, maar mist nog een concreet kader voor hoe zorgorganisaties die preventieve ambitie kunnen waarmaken.
- GroenLinks-PvdA is de enige partij die echt wil investeren in gezondheid als publieke waarde en bereid is daarvoor ook de portemonnee te trekken.
- De VVD spreekt over ‘positieve gezondheid’ en innovatie, maar vertrouwt vooral op eigen verantwoordelijkheid in plaats van op structureel gezondheidsbeleid.
- De PVV wil vooral de toegankelijkheid van zorg garanderen en de werkdruk verlagen, maar laat preventie volledig links liggen.
- JA21 benadrukt efficiëntie en vrijheid van keuze, maar biedt geen visie op hoe gezondheid buiten de zorg vorm krijgt.
Zolang deze partijen niet tot een gezamenlijk akkoord komen, is politiek niet de motor van verandering, maar de rem erop.
Politiek bekvechten of investeren in veerkracht?
Het wrange is dat politici juist nu de kans hebben om richting te kiezen. De druk op de begroting door de NAVO-norm van 5 procent voor defensie maakt de zorg tot logisch bezuinigingsdoelwit. Alsof het één alleen kan groeien als het ander krimpt. Dat is een valse tegenstelling. Een gezonde samenleving is onze eerste verdedigingslinie. Wie mentaal, sociaal en fysiek veerkrachtig is, draagt bij aan een land dat sterker staat, ook in tijden van crisis.
Daarom is het tijd om geld slimmer te besteden: niet alleen aan zorg, maar aan de omstandigheden waarin gezondheid ontstaat. Dat vraagt visie, lef en samenwerking over kabinetsperiodes heen. Geen korte termijn lapwerk, maar een langetermijnkoers waarin zorg en samenleving elkaar versterken.
Zorgdilemma’s die politici moeten omarmen
In deze zorgtransitie zouden we de klassieke tegenstellingen binnen de zorg moeten herzien. Niet kiezen tussen solidariteit of eigen bijdragen, maar solidariteit verbreden: samen investeren in gezondheid. Dat kan door mensen te stimuleren om tijd, kennis of ruimte in te zetten voor initiatieven die bijdragen aan een gezondere samenleving, van buurtprojecten tot preventie op de werkvloer. Niet zorg tegenover preventie plaatsen, maar erkennen dat beide elkaar versterken.
Zorg is nodig als het misgaat, maar goede zorg kan ook de springplank zijn naar herstel, participatie en veerkracht. Het debat zou niet moeten gaan over het afwijzen of uitbreiden van marktwerking, maar over hoe we ondernemerschap inzetten om publieke waarde te vergroten. Marktwerking heeft innovatie en keuzevrijheid gebracht, maar ook versnippering en bureaucratie. De kunst is om het ondernemerschap van startende zorginitiatieven te benutten, binnen de gestelde randvoorwaarden van: kwaliteit, toegankelijkheid en gelijkheid.
Ook de andere dilemma’s vragen om nuance. Regionale nabijheid en concentratie van expertise lijken tegengestelden: aan de ene kant willen mensen zorg en ondersteuning dichtbij huis, ingebed in lokale netwerken van de eerste lijn met de huisarts, wijkverpleging en welzijn; aan de andere kant vraagt complexe zorg om kennisbundeling in gespecialiseerde centra. Zelfbeschikking en collectieve normen raken de kern van wat we als samenleving belangrijk vinden. We willen autonomie over onze gezondheid en levenskeuzes, maar tegelijk kunnen we maatschappelijke kosten en ongelijkheid niet negeren.
Gezondheid voelt nationaal, we willen regie over onze ziekenhuizen en zorgverzekering, maar veel gezondheidsuitdagingen zijn grensoverschrijdend zoals luchtkwaliteit, voedselveiligheid en medicijntekorten.
Kortom, deze dilemma’s laten zien dat gezondheid geen kwestie is van óf-óf, maar van én-én. Ze vragen om politiek die complexiteit durft te omarmen en deze spanning gebruikt als brandstof voor verandering, niet als excuus om stil te blijven staan.
De transitie vraagt om politieke moed
In Utrecht zagen we tijdens het Grote Zorgdebat dat politici elkaar bestrijden op cijfers en systemen. Wie krijgt meer geld, wie minder. Maar de echte transitie vraagt meer dan een begrotingsregel. Ze vraagt om het erkennen van wat er al gaande is: een samenleving die gezondheid zelf vormgeeft, van de wijk tot op de werkvloer.
De politiek kan ervoor kiezen om die beweging te negeren, te vertragen of te versnellen. Alleen dat laatste is toekomstbestendig. Investeren in gezondheid is geen luxe, het is de enige politieke uitweg uit een vastgelopen systeem. De verkiezingen van 29 oktober gaan dus niet alleen over zorg, maar over richting. Kiezen we opnieuw voor symptoombestrijding en begrotingspolitiek, of durven we te investeren in de veerkracht van mensen en gemeenschappen?
Gezondheid is niet links of rechts, het is de nieuwe middenweg.


